Afgelopen woensdag prees ik The Ultimate Tragedy om zijn bijzondere ontstaansgeschiedenis en opmerkelijke vertelstructuur, maar meteen daarna bleek dat het altijd nog bijzonderder en nog opmerkelijker kan. Move over, Guinee-Bissau, want mijn boek uit Guinee doet er nog een schepje bovenop. De kroniek van de Kamara. Een verhaal uit Guinee (1998) is in eerste instantie niet opgeschreven, maar verteld: door Vase Kamara. Op 21 december 1985 maakte Jobba Kamara een twee uur en vijfenveertig minuten durende opname van zijn vertelling, die vervolgens door Timothy Geysbeek, Jobba Kamara en Marloes Janson werd uitgeschreven en vertaald.
In de inleiding vertellen Geysbeek en Janson dat Vase Kamara, die in 1995 overleed, een beroemd verteller was. In de jaren tachtig en negentig waren er in Guinee en Liberia cassettebandjes met verschillende, maar sterk op elkaar lijkende, versies van dit epos te koop – allemaal verteld door Vase Kamara. Het is me een raadsel waarom hij niet als verteller op de voorkant van het boek prijkt.
De kroniek bestaat uit een aantal verhalen die stuk voor stuk beroemd zijn bij de Mande-volkeren in Zuidoost-Guinee en West-Liberia. Kamara maakt er een geheel van en creëert zo ‘een imposante geschiedenis voor de duizenden mensen in West-Afrika met de achternaam Kamara’. Die geschiedenis rijkt van het Sunjata-epos, het beroemde West-Afrikaanse heldendicht over de stichter van het Mali-rijk wiens naam in de veertiende eeuw al bekend was, tot aan de strijd tegen de Fransen in de negentiende eeuw.
Net als bij The Ultimate Tragedy moet de lezer zich aanpassen aan de manier waarop het verhaal verteld wordt. In een poging om de sfeer van een mondelinge vertelling na te bootsen, hebben de vertalers geprobeerd om de vertelling zo letterlijk mogelijk weer te geven. In korte alinea’s, die vaak maar uit één korte zin bestaan, wordt er een bijzonder en soms enigszins gejaagd ritme gecreëerd. Ook de vertelstructuur is even wennen. De kroniek bevat lange opsommingen van nakomelingen, waardoor het verhaal soms een beetje aan de bijbel doet denken, en al even lange opsommingen van verplaatsingen en verhuizingen, waardoor het boek soms meer weg heeft van een feitelijk verslag in plaats van een verhaal. Op andere momenten vertelt Kamara een avontuur van begin tot eind en geven metaforen de vertelling weer iets literairs.
Hier en daar wordt er een grap verteld, proberen mensen elkaar in de val te lokken of proberen ze te ontsnappen uit benarde situaties, maar het grootste gedeelte van De kroniek bestaat uit twee dingen: oorlog en verwoesting. Niemand is veilig voor de moordlustige voorouders van de Kamara; ook dieren niet. Buffels worden met pijlen beschoten, schapen worden tot ontploffing gebracht, hoofden worden afgehakt. Er is zoveel geweld dat het op een gegeven moment een beetje eentonig wordt. Vlak voor de zoveelste bloederige terechtstelling doet een aantal vrouwen de begrijpelijke uitroep: ‘Eh, denken jullie nooit na over morgen?’
De kroniek verweeft al dat geweld met magische en mythische elementen. Zo is er een vrouw die in een moordlustige buffel verandert, een man die alleen verslagen kan worden met de spoor van een witte haan, en een koranleraar die berichten verstuurt in de bek van een vis.
Volgens de achterflap is het publiek van dit soort mondelinge verhalen ervan overtuigd dat de geschiedenis een direct verband heeft met hun huidige identiteit. In De kroniek wordt daar meerdere keren naar verwezen. Zo gaat het verhaal dat de grappen van Fòningama en zijn bard ervoor zorgden dat er nog altijd een schertsrelatie is tussen hun volkeren, wat inhoudt dat bepaalde afstammingsgroepen elkaar mogen beledigen zonder dat daar gevolgen aan verbonden zijn, omdat die groepen elkaar in het verleden hebben geholpen.
De kroniek van de Kamara is een bijzonder boek, maar toch is het schrijnend dat de voorouders van de familie vooral uit mannen lijken te bestaan. Op een paar uitzonderingen na spelen vrouwen blijkbaar geen rol van betekenis in de geschiedenis (behalve dan als buffel). Zonen zijn belangrijk om op te noemen: zij zijn ‘strijders’, ‘stichters’, ‘handelaars’ en ‘koningen’. Dochters zijn vooral ‘zusters van’ en later ‘moeders van’, alhoewel ze af en toe ook ‘lelijk’ of ‘mooi’ kunnen zijn (of een buffel). Zij zijn geen handelaars, maar handelswaar: in De kroniek worden er constant vrouwen ‘verkregen’ of, wanneer de man weer genoeg van hen heeft, ‘weggegeven’.
Geen probleem, familie Kamara, dan vind ik die Guinese topvrouwen zelf wel. Wat dachten jullie bijvoorbeeld van Kadidjatou Diaby-Keita? Zij is oprichter van de boekenwinkel Carrefour de Guinée in de hoofdstad Conakry en initiatiefnemer van de Boekenkaravaan, een project dat zeer jonge kinderen tot lezen wil aanzetten. In een land waar analfabetisme lange tijd een van de grootste problemen was en waar de hoofdstad vijf jaar geleden maar zes boekhandels telde, is dat niet minder dan een heldendaad. In dit artikel van Bram Posthumus, dat in 2013 op Oneworld verscheen, kun je meer lezen over deze Wonder Woman van de boekenwereld.
4 Reacties
Een bijzonder boek inderdaad, en ook behoorlijk gewelddadig, zo te lezen. Ik denk dat de ultimate tragedy misschien beter geschikt is voor westerlingen om kennis te maken met deze vertelvorm.
Echt leuk dat een Guinese topvrouw genoemd wordt, als tegenhanger van het door mannen gedomineerde boek!
Dat zou kunnen. Ndani krijgt in The Ultimate Tragedy trouwens ook heel wat geweld en misbruik over zich heen, al wordt dat vaak maar kort besproken. En ik denk dat de vertelvorm van die roman sowieso wat toegankelijker is, al vond ik het ook interessant om een keer een mondeling overgeleverd verhaal te lezen.
Super leuk!!
Dank je wel!