Na de dood van haar vader verkoopt Sabriya in het geheim een antiek kleed dat in het huis van haar familie lag. Zonder medeweten van haar broers gebruikt ze het geld om een extravagant begrafenisfeest te geven. De mannen zingen, iemand speelt fluit en er hangen zoveel lichtjes dat het huis eruitziet alsof het is aangekleed voor een bruiloft. De volgende ochtend wordt Sabriya gevonden in de tuin, hangend aan de tak van een citroenboom. Het feest was in werkelijkheid een afscheid voor haarzelf.
Salma, Sabriya’s nichtje en haar enige bondgenoot, vindt die ochtend een dik, blauw boek op haar kussen. Het is Sabriya’s dagboek, waarin ze de hel beschrijft die haar tot haar beslissing dreef. Salma begint te lezen, en in Ulfat Idilbi’s Sabriya: Damascus Bitter Sweet (1980) lezen we met haar mee.
Net als Idilbi zelf, groeit Sabriya op tijdens de Franse bezetting van Syrië. Het hele land leeft in gevangenschap, maar voor Sabriya zijn de tralies dubbel, want ook haar eigen vrijheid wordt bedreigd. Van jongs af aan wordt ze geterroriseerd door haar broer Raghib, die haar het ene klusje na het andere laat uitvoeren en haar vrijwel nooit met rust laat. Wanneer Sabriya ouder is, neemt ze de zorg voor haar moeder en vader op zich. Haar hele leven staat in het teken van anderen. Ze voelt zich als een hond, vastgeketend aan haar huis. ‘My countrymen demand freedom,’ schrijft ze, ‘but cannot even give it to one another. Half the nation remains bound by chains imposed by you men.’
Dat mannen die kettingen belangrijker vinden dan de vrijheid van hun land, blijkt wanneer vrouwen zelfs niet mee mogen doen aan het verzet tegen Frankrijk. Voor een opstandige vrouw als Sabriya is het verbod moeilijk te verkroppen. Meermaals vraagt ze zich af wat er zou kunnen gebeuren als iedereen een vuist tegen de vijand zou mogen maken. Wat zou Frankrijk kunnen doen als alle vrouwen en mannen uit Damascus nou gewoon de citadel zouden bestormen?
Wanneer ze uiteindelijk toch gaat demonstreren, is haar vader woedend dat ze zomaar met jonge mannen de straat op is gegaan. Voordat ze het weet, slaat hij haar in het gezicht. Ondanks alles haat Sabriya hem niet, want ze weet dat haar vader ook een gevangene is – van overtuigingen die honderden jaren lang van generatie op generatie overgeleverd zijn en die zich nu in zijn binnenste hebben genesteld. ‘I was totally aware of how much he loved me,’ schrijft ze. ‘But he could not acknowledge this because he would see it in a frailty that challenged his manhood. Nothing could be as bad as to question this holy of holies. What a flawed concept is this manhood!’
Een van de lichtpuntjes in Sabriya’s leven is haar geliefde Adil, een vriend van haar broer Sami, met wie ze heimelijke gesprekken voert wanneer hij Sami komt opzoeken. Wanneer ook deze relatie door haar familie misloopt, blijft er voor Sabriya weinig over om voor te leven.
Idilbi (1912-2007) was één van de belangrijkste romanschrijvers uit Syrië en Sabriya is haar bekendste roman. In Syrië is er zelfs een tv-serie van gemaakt. Het verhaal is aangrijpend, maar Idilbi’s schrijfstijl – of de vertaling van Peter Clark – is soms een beetje onwennig. Haar taalgebruik is wel erg formeel en net als Neshani Andreas heeft Idilbi de neiging om haar personages hele dialogen te laten citeren binnen andere dialogen, waardoor de gesprekken soms onnatuurlijk overkomen. De kracht van dit boek zit hem dan ook niet zozeer in de stijl, als wel in Idilbi’s rake observaties over vernedering, misogynie en toxische mannelijkheid.
1 Reactie
Wat een ontzettend verdrietig verhaal, en wat een uitzichtsloze geschiedenis voor de hoofdpersoon. Maar wat een geweldige daad van verzet aan het eind, het verkopen van het kleed en het geven van een feest. Te weten dat deze situatie voor veel vrouwen geldt, is wel heel moeilijk te verteren.