Even leek het alsof ik de Centraal-Afrikaanse Republiek zou moeten toevoegen aan het lijstje van landen die de voltooiing van dit project onmogelijk lijken te maken. Pas na eindeloos veel klikken vond ik één enkel vertaald boek van een Centraal-Afrikaanse vrouw: Granny Joe’s Tales. Tales from Central Africa (2017). De auteur, Georgette Florence Koyt-Deballé (1960), is werkzaam als secretaris-generaal van UNESCO en was in het verleden rector aan de universiteit van Bangui. Eerder verschenen van haar hand al een roman, poëzie en korte verhalen. Alhoewel Koyt-Deballé gewoonlijk in het Frans of Sango schrijft, verscheen Granny Joe’s Tales – gelukkig – in het Engels.
De omslag heeft op het eerste oog iets weg van een academische publicatie en dus was ik blij verrast toen ik aan de binnenkant geen dichtbedrukte pagina’s en minuscule letters aantrof, maar zwart-wit illustraties vergezeld van korte, vetgedrukte teksten. In totaal hebben Koyt-Deballé en illustrator Côme Mbringa acht verschillende Centraal-Afrikaanse verhalen aan het papier toevertrouwd. Ze delen een aantal typische volksverhaalkenmerken, zoals veelvuldige herhaling en eenvoudig taalgebruik, maar zijn qua inhoud reuze verschillend. Sommige verhalen beantwoorden levensvragen, andere eindigen met een wijze les en weer andere zijn simpelweg een momentopname van het dorpsleven in de Centraal-Afrikaanse Republiek.
‘The Creation of Man’ – waar ik natuurlijk graag ‘The Creation of People’ van had gemaakt – valt in de eerste categorie. Het verhaal zoekt naar de reden waarom mensen van elkaar verschillen. Waarom hebben sommige mensen bijvoorbeeld grote hoofden en andere kleine? Wat blijkt – het is de schuld van onze schepper. God is eerst gul, maar hoe meer hoofden hij moet boetseren, hoe minder klei er overblijft. Hetzelfde verhaal verklaart waarom mensen eerder doodgaan dan anderen: ook van het leven is er maar een beperkte voorraad.
In ‘Death’ legt Koyt-Deballé uit dat de Dood een sluwe strategie verzonnen heeft om mensen te pakken te krijgen als het zover is. Het verhaal begint lang geleden, in een land dat Life heet. Daar leven the Living lang en gelukkig, tot er op een dag een gebogen figuur arriveert. Hij loopt zo krom dat het net lijkt alsof het leven een last voor hem is. Op zijn vraag of de levenden met hem mee willen komen naar zijn eigen land, reageren ze oprecht verbaasd: ‘nobody ever left Life’. Toch weet de figuur na enig aandringen een aantal van hen te overtuigen. De pechvogels blijven na hun vertrek bewegingloos liggen. Al snel ontdekken de Living de correlatie tussen de bezoekjes van de kromme figuur en de ongewone gebeurtenissen in Life en rennen ze angstig weg zodra hij in de buurt komt. De Dood zou echter de Dood niet zijn als hij geen oplossing zou verzinnen. Sindsdien komt hij altijd van achteren.
Andere verhalen, zoals ‘The Party’, beantwoorden geen levensvragen maar schetsen een moment uit het dagelijks leven. Koyt-Deballé beschrijft een dorp dat zich klaarmaakt voor een groot feest. De mannen zetten de tafels klaar, de vrouwen gaan naar de markt, en de kinderen proberen hun ogen zo lang mogelijk open te houden – ze weten dat morgen weer een saaie, alledaagse dag zal zijn. De kinderen dragen westerse namen zoals Marie, Isabelle en Sylvie. Het feest is een vrolijke bedoening, maar het kolonialisme is nooit ver weg.
Weer andere verhalen zijn sprookjesachtig. ‘Once upon a time, there was a little girl called Manu’, opent het verhaal over een meisje dat het liefst alleen kokobladeren met vlees eet. Manu’s moeder is bang dat ze niet genoeg zal groeien en zet haar dochter de ene na de andere lekkernij voor. Koppig houdt Manu voet bij stuk, totdat ze op een dag wakker wordt en nog maar zo groot is als een luciferhoutje. Haar meubels torenen hoog boven haar uit en bijna eindigt ze op het bord van een mierenfamilie. Op een op het eerste gezicht angstaanjagende maar uiteindelijk vooral vrolijke manier spoort het verhaal kinderen aan om hun bord leeg te eten.
Granny Joe’s Tales is niet perfect. Dat zie je bijvoorbeeld aan de typefouten en het teleurstellende ‘het was allemaal een droom’-cliché waarmee een van de verhalen wordt afgesloten. Toch overheersen de wijsheid en vrolijkheid van Koyt-Deballé’s verhalen. Centraal-Afrikaanse volksverhalen hebben duidelijk humor (ik heb hardop moeten lachen om sommige woordgrappen) en de illustraties van Côme Mbringa zijn prachtig. Enkele schoonheidsfoutjes doen daar niets aan af.
1 Reactie
Ik ben zeer benieuwd naar de illustraties bij de verhalen, en ook of uit de verhalen blijkt waarom speciaal voor deze cover gekozen is.