Aanvankelijk verbaasde het me hoe moeilijk het was om een goed boek te vinden uit Luxemburg. Toegegeven, voor deze reis had ik nooit veel aandacht besteed aan Luxemburgse literatuur, maar toen ik eenmaal begon met zoeken, had ik verwacht dat er net zoals in de rest van de Benelux heel wat keuzemogelijkheden zouden zijn. Een informatiefolder van de ‘Press and Information Service of the Luxembourg government’ hielp me uit de droom. Blijkbaar heeft Luxemburg nog maar een korte literaire geschiedenis: de nationale literatuur begon pas echt vorm te krijgen in de eerste helft van de 19e eeuw en de eerste Luxemburgstalige roman (geschreven door Guy Rewenig) zag zelfs pas in 1985 het licht.
Van het handjevol boeken dat ik wel in vertaling kon vinden, vermeldden webwinkels vaak alleen de titel en auteur en bleef een beschrijving of afbeelding achterwege, waardoor de inhoud van de boeken in mysteries bleef gehuld. Uiteindelijk bestelde ik daarom in het wilde weg vier verschillende titels en wachtte af. Die strategie was geen daverend succes, maar de bestelling bracht me wel op het spoor van een interessante auteur. Er zat een dichtbundel van Jean Portante tussen, een auteur die op de achterflap werd aangeprezen als een van de twee belangrijkste dichters van Luxemburg – de andere was Anise Koltz. En hoewel de bundel van Portante me niet direct aansprak, leverde een snelle zoektocht naar Koltz meteen een recensie op met daarin twee korte, krachtige gedichten – vlijmscherp en vol woede, maar veelbelovend. Koltz is niet vertaald in het Nederlands (net zomin als andere Luxemburgse auteurs, voor zover ik weet) en zo kon het gebeuren dat ik al bij het tweede land dat ik bezoek, moest uitwijken naar het Engels.
Ik las At the Edge of Night, een selectie van gedichten uit vier recente bundels van Koltz, uit het Frans vertaald door Anne-Marie Glasheen. Het is het eerste tweetalige boek van deze reis: links staan de Franstalige originelen en rechts de Engelse vertaling. Het is ook het eerste boek dat voldoende aandacht schenkt aan de vertaler, want in De dag van de hond stond Rokus Hofstede slechts verstopt in het colofon. Glasheen staat niet alleen vermeld op de voor- en achterkant, maar schreef ook het voorwoord. De bundel maakt dan ook deel uit van de ‘Visible Poets’-serie, die niet alleen de dichter maar ook de vertaler zichtbaar wil maken. Jean Boase-Beier, redacteur van de serie, schrijft dat poëzie immers per definitie draait om het vreemde, ongewone en ongebruikelijke, om uit elkaar getrokken woorden en vervormde taal, waardoor het niet nodig is om het werk van de vertaler te verbergen.
Ik ben benieuwd hoeveel aandacht vertalers tijdens de rest van mijn reis zullen krijgen. Om de een of andere reden heb ik zo’n vermoeden dat De dag van de hond beter bij het gemiddelde zal aansluiten dan At the Edge of Night.
Koltz schreef twintig jaar lang in het Duits, maar na de dood van haar man, een verlaat slachtoffer van de tweede wereldoorlog, kon ze niet anders dan van taal veranderen. Haar gedichten zijn kort, direct en eenvoudig, maar missen hun doel niet. Stuk voor stuk beuken ze op de lezer in als de stormachtige zee uit een van haar gedichten:
Each of my waves
is a revolt
that capsizes your ships
devastates your beaches
Met meedogenloze en nietsontziende pen zet Koltz zich af tegen het geloof, tegen moeders en vaders en tegen de wereld. Ze schrijft over bijbels die herschreven moeten worden, moeders met halve harten, en landschappen met ijzig licht en een brandende zon. Woede kolkt op elke pagina. Het is moeilijk om je voor te stellen dat deze gedichten rustig zittend aan een schrijftafel zijn opgeschreven. In plaats daarvan zie ik geknakte potloodpunten voor me, door het papier drukkende pennen en op de toetsen rammende vingers. Koltz’ poëzie is een literaire dolksteek.
Zelfs de taal moet het ontgelden. Hoe kun je nog de juiste woorden vinden na de dood van je man, wanneer het woord verbonden is met oorlog en wanneer je je realiseert dat er in één enkel woord meerdere mensen kunnen sterven? Koltz concludeert in een van haar gedichten dat poëzie geen hoop biedt.
Toch is optimisme niet geheel afwezig in de bundel. Op sommige momenten gloort er in al haar verzet een sprankje hoop:
Blessed be the serpent
who taught me disobedience
(…)
I light the fires of my hell
and I sing
Het enige nadeel aan At the Edge of Night is dat de verzameling niet compleet is. Volgens Anne-Marie Glasheen bevatten drie van de vier bundels die vertegenwoordigd zijn in het boek een reeks foto’s die Koltz zelf genomen heeft. Glasheen beschrijft ze als ‘visual echoes of her own poetic visions’. Het is jammer dat die niet in het boek zijn opgenomen, want bij zulke krachtige gedichten moeten zelfs de echo’s bijzonder indrukwekkend zijn.
2 Reacties
Ik ben er stil van, van deze recensie. En hoe treffend is de voorkant van dit boek, het ijzige landschap waar zelfs de zon haast niet doorheen kan komen. Maar toch, die zon is er, en dat is dat sprankje optimisme dat er haast wel moet zijn, want hoe kan iemand anders zulke gedichten schrijven.
Erg indrukwekkend inderdaad. Heb je nog kans gezien om de twee gedichten uit de recensie die ik noem te lezen?