In maart ontdekte ik al dat Monaco, recordhouder op het gebied van bevolkingsdichtheid, nou niet bepaald veel prijzen wint op het gebied van schrijversdichtheid – alhoewel we natuurlijk niet te veel mogen verwachten van een land dat qua inwonersaantal voorbijgestreefd wordt door Hellevoetsluis. Het enige boek dat beschikbaar leek te zijn, was Armand Gatti’s Two Plays. Toen ik in juli op zoek ging naar een vertaalde Monegaske vrouw, verwachtte ik dan ook dat mijn zoektocht bij voorbaat gedoemd was te mislukken. Dat was iets te pessimistisch, want al vrij snel vond ik een boek dat nog in het Nederlands vertaald is ook: Danièle Thompsons De Vrouw van de Minnaar.
Het internet schoof deze titel naar voren omdat Thompson in Monaco geboren is, maar eigenlijk is het maar de vraag of De Vrouw van de Minnaar tot de Monegaske literatuur gerekend mag worden. Thompsons ouders verhuisden vlak na haar geboorte naar Frankrijk en in een interview in Hello Monaco geeft de schrijver aan dat ze zich eerder identificeert als Parisienne dan als Monegask. Toch is de kans klein dat ik een vertaalde vrouw zal vinden die een sterkere band met Monaco heeft dan Thompson – het land speelt een belangrijke rol in haar leven en als kind bracht ze er vaak haar zomers door. Dichter in de buurt van Monegaske literatuur geschreven door een vrouw kom ik waarschijnlijk niet.
En dus las ik vorige week De Vrouw van de Minnaar (1995), dat niet alleen het verhaal vertelt van de vrouw van de minnaar, maar ook dat van haar dochter, een minnares. Cécile ontdekt haar dochters affaire wanneer ze Philomène bij wijze van verassing komt ophalen op het vliegveld. Tot haar verbazing valt Philo in de armen van een veel oudere, getrouwde man – Vladimir. Later, wanneer Cécile de smoezen hoort die Vladimir tegen zijn vrouw vertelt, herkent ze in zijn leugens de uitvluchten van haar man Ferdinand. Ook hij blijkt er een geheim leven met een veel jongere vrouw op na te houden. Plots ontstaat er een parallel tussen Cécile en de rivale van haar dochter. Elke keer dat Philo haar hart uitstort bij Cécile, hopend dat Vladimir de soort man is die zijn vrouw na twintig jaar verlaat, lijkt Cécile ergens te hopen dat Vladimir de soort man is die blijft. Want misschien, heel misschien, blijft Ferdinand dan ook.
De Vrouw van de Minnaar, vertaald door Annelies Konijnenbelt, is Thompons debuut. Ten tijde van de verschijning ervan, zat Thompson (1942) middenin een succesvolle carrière als scenarioschrijver, wat goed is terug te zien in De Vrouw. Sommige dialogen lijken recht van een toneelvloer te komen en het krachtige einde zou goed tot zijn recht komen op het grote scherm. Ook qua opbouw heeft de roman een filmische structuur, bijvoorbeeld wanneer Cécile besluit om Ferdinand te laten volgen door een privédetective. Thompson maakt geen woorden vuil aan de totstandkoming van dat besluit, maar begint het nieuwe hoofdstuk simpelweg in het kantoor van de detective, middenin het verslag dat hij uitbrengt aan Cécile. Het is alsof we pardoes in een nieuwe scène zijn beland.
Alleen Thompsons vergelijkingen kon ik niet altijd voor me zien. Een vriend van Cécile stort zich in een bekentenis ‘zoals je je in de turkooizen zee werpt in plaats van in de modder’ (wie werpt zich ooit in de modder?) en wanneer Cécile huilt, teisteren haar tranen haar gezicht ‘zoals de regen in enkele seconden heel haar lichaam zou teisteren als ze zich buiten waagde’ (zouden die tranen dan ook van bovenaf op haar gezicht kletteren?).
Een grotere doorn in het oog was het conservatisme van Cécile en haar vrienden. In de roman komt welgeteld één vooruitstrevende vrouw voor, Céciles vriendin Vanessa, wier grote borsten volgens Cécile ‘altijd in te kleine jakjes werden geperst’ en die altijd minirokken droeg, ‘[h]oewel haar benen iets te zwaar waren’. Cécile ‘verdenkt’ haar ervan lesbisch te zijn en concludeert: ‘Ze was uiteraard feministe’. De minachting druipt ervan af, maar wat mij betreft had Cécile wel wat meer op Vanessa mogen lijken. Zelf vervalt ze namelijk om de zoveel hoofdstukken in body shaming of slut shaming, en wanneer een van haar vrienden uit de kast komt, is haar initiële reactie homofoob. Alsof dat allemaal niet conservatief genoeg is, heeft die vriend op zijn beurt geen enkel probleem met mannen die er vrouwonvriendelijke en racistische opvattingen op nahouden.
De reden achter al deze haat blijft onduidelijk en de opmerkingen worden te weinig geproblematiseerd om geen ergernis op te wekken. Jammer, want zonder deze irritaties zou De Vrouw van de Minnaar een geslaagd boek zijn, waarin liefde, overspel en jaloezie op filmische wijze in beeld worden gebracht
1 Reactie
Ik vraag me af of het vrouwonvriendelijke in dit boek de opvatting van de schrijver destijds weerspiegelt, dus hoe zij zelf in het leven stond. Wie weet zou ze het nu anders schrijven?