Een paar weken geleden struinde ik op mijn gemak door de blogposts van Meytal Radzinski, de oprichter van Women in Translation Month, toen ik op een overdonderende recensie van Scholastique Mukasonga’s Cockroaches stuitte. Radzinski was zo onder de indruk van dit autobiografische verslag van de Rwandese genocide, dat ik mijn zoektocht naar een auteur uit Rwanda meteen staakte.
In plaats van Cockroaches las ik Our Lady of the Nile (2014), de tweede Rwandese roman die in het Engels is vertaald en een van de weinige werken van fictie over het ontstaan van de genocide. De titel verwijst naar een elitair meisjeslyceum dat zich op bijna vijfentwintighonderd meter hoogte in de Rwandese bergen heeft genesteld. (‘“We’re so close to heaven,” whispers Mother Superior.’) De hoge ligging, vlakbij de bron van de Nijl, beschermt de meisjes tegen de verleidingen en boosaardigheden van de grote stad. ‘Good marriages await these young lycée ladies, you see’, schrijft Mukasonga met de lichte, vaak humoristische toon die Our Lady of the Nile kenmerkt.
Het lyceum wordt geleid door Belgische nonnen en priesters. De wiskundeleraar heet Monsieur Van der Putten, er zijn maar twee Rwandese leraren, en Swahili is er verboden; er wordt alleen Frans gesproken. Des te pijnlijker is het dat Mukasonga zelf ook in het Frans moest schrijven (Our Lady of the Nile verscheen oorspronkelijk als Notre-Dame du Nil). Ze had weinig keuze: in een interview met Suzy Ceulan merkt ze op dat ze graag in het Kinyarwanda zou willen schrijven, ‘But who would publish me?’ Toch is Mukasonga’s taal nadrukkelijk niet het Frans van de kolonisatoren – ze doorweeft haar proza met woorden in het Kinyarwanda.
Our Lady of the Nile, dat werd vertaald door Melanie Mauthner, leest als een bundel hecht verbonden verhalen. Het boek heeft iets weg van een bildungsroman, maar dan van bijna alle leerlingen uit de hoogste klas. We lezen over Gloriosa, de Tutsi-verachtende dochter van een invloedrijke Hutu vader; Goretti, de zelfverzekerde klasgenoot die uitblinkt in tirades; Immaculée, het rebelse Hutu meisje dat haar Tutsi klasgenoten te hulp schiet; en Veronica en Virginia, die vanwege een quotum de enige twee Tutsi meisjes in de klas zijn.
Gaandeweg veranderen de verhalen van vrolijke schoolmeisjesavonturen in grimmige voorbodes van de genocide, alhoewel Mukasonga vasthoudt aan haar lichte toon. Het begint met kleine vijandigheden. Van het suikerpotje dat steeds als laatste bij Veronica en Virginia terechtkomt tot de stekende opmerkingen van Gloriosa, telkens maken de Hutu’s aan de Tutsi’s duidelijk dat zij geen echte Rwandezen zijn. Door toedoen van Gloriosa en haar volgzame aanbidder Modesta, loopt de agressie uiteindelijk volledig uit de hand. Het boek speelt in de jaren zeventig, maar de laatste hoofdstukken zijn voorlopers van de genocide in 1994, toen achthonderdduizend tot een miljoen Tutsi en gematigde Hutu werden vermoord.
De kostschool is Rwanda in het klein. Ook het conflict met de kolonisator wordt weerspiegeld in de klaslokalen en slaapvertrekken. Meermaals uiten de leerlingen scherpe kritiek op witte mensen, die ‘strangers to politeness’ die denken dat ze overal mee weg kunnen komen, die over de Rwandese cultuur heen stampen (Veronica en Virginia heten eigenlijk Tumurinde en Matamuriza) en die meer geïnteresseerd zijn in gorilla’s dan in Rwandezen.
Mukasonga (1956) is zich er goed van bewust dat het verhaal van de genocide niet veilig is in de handen van witte mensen. Maar al te vaak worden geschiedenissen zoals deze in het Westen vervormd en verdraaid. ‘When the killers fall upon us,’ zegt Veronica, ‘some will say: it’s always been like that in Africa, savages killing each other for reasons no one understands.’
Mukasonga verzet zich tegen dit kwalijke narratief en legt de wortels van de genocide bloot. Een hartverwarmende scène waarin de leerlingen discussiëren over de beste manier om bananen klaar te maken, benadrukt de onderlinge band tussen Hutu’s en Tutsi’s. De genocide was niet het gevolg van een bestaand conflict tussen twee bevolkingsgroepen, maar van jarenlang politiek geweld. De mythes over Rwandezen die de kolonisator creërde, waren onderdeel van dat geweld. In Our Lady of the Nile worden ze gerepresenteerd in het karakter van Fontenailles, de exentrieke koffieplantagehouder die naast het lyceum woont en denkt dat de Tutsi afstammen van de oude Egyptenaren. Zoals Mukasonga in het eerdergenoemde interview aangeeft, waren het mythes die vernietigende gevolgen hadden.
Er valt wellicht het een en ander aan te merken op Our Lady of the Nile – de personages blijven bijvoorbeeld wel erg schematisch – maar die nadelen wegen niet op tegen Mukasonga’s innemende toon, haar humor en haar krachtige inzichten. Our Lady of the Nile is een prachtige roman die laat zien hoe kleine scheurtjes gaandeweg kunnen veranderen in ravijnen die een land in tweeën splitsen.
2 Reacties
Dit lijkt me een geweldig boek, en hoe bijzonder om de achtergrond van de genocide te beschrijven aan de hand van kostschoolperikelen. Dat is nog eens iets anders dan de avonturen van Billy Bradley of Pitty.
Ik vond het een goed boek inderdaad en het heeft op sommige punten echt mijn ogen geopend. Ik ga Cockroaches sowieso ook lezen.