In deze serie ga ik terug naar achttien verschillende landen, op zoek naar de vrouwen die ik in de eerste helft van 2018 over het hoofd zag. Nu is het zo dat ik in Angola niet alleen vrouwen over het hoofd zag, maar ook mensen van kleur. De twee bekendste Angolese schrijvers zijn immers witte mannen, en ik zocht niet lang genoeg naar andere auteurs. In plaats van Agostinho Neto’s Sacred Hope of Sousa Jamba’s On the Banks of the Zambezi, las ik Pepetela’s Het Lied van de Watergeest. Na afloop wist ik één ding zeker: ik zou me geen tweede keer door de witte, mannelijke canon om de tuin laten leiden.
Nu het zover is, staat die canon echter als een onneembare vesting in de weg. Voor zover ik weet, bestaat er maar één vertaald boek geschreven door een vrouw die een belangrijk deel van haar leven doorbracht in Angola. Dat boek heb ik al gelezen: het was mijn keuze voor Portugal. De auteur in kwestie, Dulce Maria Cardoso, is een witte vrouw en wordt door velen gezien als Portugese auteur. Vertaalde boeken geschreven door zwarte Angolese vrouwen zijn in geen velden of wegen te bekennen.
Voor de zekerheid vroeg ik de Oxfordse hoogleraar Phillip Rothwell, die zich specialiseert in de literatuur en cultuur van Portugal en Portugeestalig Afrika, om raad. Hij bevestigde dat er een groot gebrek aan vertalingen bestaat. Deels komt dat volgens hem doordat de Angolese culturele gevestigde orde gecoördineerde pogingen heeft ondernomen om het werk van vrouwen niet serieus te nemen. Dat is inmiddels aan het veranderen, maar het kan nog wel even duren voordat die cultuurverschuiving zich in vertalingen vertaalt.
In de tussentijd blijft er volgens mij niet veel anders over dan een gedicht op Words Without Borders en zes gedichten in The Heinemann Book of African Women’s Poetry (1995), een bloemlezing die is samengesteld door Stella en Frank Chipasula. Die laatste titel herkennen sommigen van jullie misschien, want ook in Sao Tomé en Principe moest ik terugvallen op gedichten uit dit boek.
Het gedicht op Words Without Borders is van de hand van Ana Paula Tavares (1952), die geboren werd in het zuiden van Angola en inmiddels in Portugal woont, waar ze werkt bij het Ministerie van Cultuur en doceert aan de Katholieke Universiteit van Lissabon. Haar gedicht ‘I brought flowers…’, uit het Portugees vertaald door Richard Zenith, is een ontroerende tekst over verlies. Een vrouw lijkt zich voor te bereiden op de begrafenis van haar moeder, maar het lukt haar niet om de ceremonie tot in de details te perfectioneren. In eenvoudige taal stelt ze haar moeder (of wellicht zichzelf) gerust: de bloemen zijn niet wit, maar wel vers; de kaarsen zijn niet puur, maar kunnen wel de hele nacht branden. Haar toewijding aan de ceremonie en de herhaalde aanroep van haar moeder zijn aangrijpend, en de laatste twee regels zijn simpel maar treffend. Lees zelf maar.
In The Heinemann Book of African Women’s Poetry zijn gedichten van drie Angolese auteurs opgenomen, allemaal vertaald door Julia Kirst. Het gaat om Maria Eugenia Lima, Amélia Veiga en Alda Lara. Ik las hun gedichten met gemengde gevoelens, want de keuze voor twee witte vrouwen (Veiga en Lara) bevestigt wat Yovanka Paquete Perdigao al aankaartte op Afrikult.com: zwarte schrijvers uit Portugeestalig Afrika krijgen veel te weinig aandacht.
Met drie gedichten is Maria Eugenia Lima (1935) het best vertegenwoordigd. Ze schrijft onder andere over het dagelijks leven van een schoenpoetser en een marktvrouw in Luanda. Waar de marktvrouw met een elegante glimlach over de weg loopt om haar sinaasappels aan te prijzen, gaat de jonge schoenpoetser haastig en opgejaagd te werk. Uit zijn doekje en de schoen verrijst een ritme, ‘Panquepam / Panquepampam’, alsof hij op een trommel slaat. De cadans van zijn werk wordt gespiegeld in de korte, staccato-achtige regels van het gedicht zelf: ‘already hardened fingers / handle / polish / tap / the autoritarian shoe’.
In ‘Nights’ dicht Alda Lara over Afrikaanse nachten, die blijkbaar vooral erg mysterieus, wild en donker zijn. Amélia Veiga, die op twintigjarige leeftijd van Portugal naar Angola emigreerde, schrijft over haar relatie met Angola. Ze is er niet geboren, maar heeft het land omarmd en kreeg er haar kinderen: ‘Angola, / you will not be the land of my birth / but you are the land of my womb.’ Veiga’s liefde voor het land stijgt op uit elke regel. Toch had ik liever meer werk gelezen van zwarte vrouwen die wél in Angola geboren zijn.
2 Reacties
Wat een prachtig gedicht, I brought flowers. Ik ben er stil van.
Wat leuk dat je het gelezen hebt. Van de zeven vond ik dit gedicht het mooist.