Azië

Jordanië: vriendschap

07/03/2019

Het zou me niks verbazen als vriendschappen tussen vrouwen relatief zeldzaam zijn in de literatuur. Het kost mij in ieder geval de nodige moeite om voorbeelden op te noemen, terwijl ik in een mum van tijd een hele stapel literaire bromances uit mijn mouw kan schudden. Reden genoeg om Zoutpilaren. Een vriendschap tussen twee vrouwen in Jordanië te lezen, Mark Benninga’s vertaling van Fadia Faqirs Pillars of Salt (1996).

De twee vrouwen in kwestie zijn Maha, een eenvoudige, plattelandse bedoeïenenvrouw, en Oem Saad, een trotse, oudere vrouw uit de middenklasse van Amman. Ze ontmoeten elkaar in een psychiatrisch ziekenhuis, waar ze allebei gedwongen zijn opgenomen. Aanvankelijk kunnen ze niet goed met elkaar overweg, vooral omdat Oem Saad schreeuwend en scheldend Maha’s kamer binnenloopt, diep verontwaardigd over het feit dat ze een ruimte moet delen met een ‘vuile bedoeïenenvrouw’. Toch bloeit er al snel een vriendschap op. In een troosteloze, lege ziekenhuiskamer vertellen ze elkaar hun levensverhaal.

Die verhalen zijn niet bijster vrolijk. Oem Saad trouwt met een man van wie ze nooit echt leert houden: ‘We woonden alleen bij elkaar, co-existeerden.’ Vervolgens moet ze machteloos toekijken hoe hij met een nieuwe, jongere vrouw aanpapt. Oem Saads rivale neemt haar huis in bezit, danst en lacht met haar zonen en neemt haar hele leven over, totdat er voor Oem Saad alleen een mat op de keukenvloer overblijft. ‘Mijn leven is als een suikerspin,’ concludeert ze. ‘Vol aan de buitenkant, leeg aan de binnenkant.

De meeste tijd brengen we door met Maha. Zij trouwt wél met haar grote liefde (of, zoals ze hem zelf noemt, ‘de wederhelft van mijn ziel’). Faqirs schrijfstijl neigt soms naar het pathetische en in het liefdesverhaal van Maha en Charb doet ze er nog een schepje bovenop. Charbs lievelingskoosnaam is ‘hertenogen’ en Maha zegt dingen als ‘mijn ogen zullen niet weten wat slaap is voordat je terugkomt’.

Dat laatste is het enige dieptepunt in hun huwelijk: vanwege de oorlog tegen de Engelse kolonisator is hij veel van huis. Wanneer Charb vermoord wordt door de Engelsen, maakt de oorlog een einde aan Maha’s geluk. Noodgedwongen verhuist ze terug naar het huis van haar gewelddadige broer, een sympathisant van de Engelsen. Een klein lichtpuntje is Maha’s ontdekking dat ze zwanger is. Ondanks de vele tegenslagen zet ze alles op alles om een goed leven op te bouwen voor haarzelf en haar kind.

Faqir (1956) wisselt de verhalen van Maha en Oem Saad af met het commentaar van een verteller, een excentrieke man met een aap en een ezel. Zijn hoofdstukken zijn geschreven in een hoogdravende, enigszins archaïsche stijl – wellicht een spiegeling van traditionele vertelstijlen. Al op de eerste pagina’s laat de verteller blijken dat hij een brutale vlegel is, maar pas echt stuitend wordt het wanneer hij verhalen begint te verzinnen die Maha’s relaas tegenspreken. Hij laat geen mogelijkheid onbenut om haar in een slecht daglicht te stellen en probeert ons wijs te maken dat ze een heks van een vrouw is. Niet zomaar eentje, maar ‘een feeks […] die het aan flarden gescheurde vlees van stervelingen kauwde van zonsopgang tot zonsondergang’.

In een interview met Rachel Bower verklaart Faqir dat ze wilde tonen hoe mondelinge tradities gebruikt worden om onderdrukking goed te praten. Traditionele, vanuit een mannelijk perspectief vertelde verhalen verdraaien de feiten, ondermijnen vrouwen en versterken het patriarchaat. Met haar kritiek slaat Faqir twee vliegen in één klap: Zoutpilaren kaart niet alleen de onderdrukking van Jordaanse vrouwen aan, maar ook het seksisme in de literatuur zelf.

Dit vind je misschien ook interessant:

2 Reacties

  • Reply Lidy 11/03/2019 at 18:19

    Ik ben zeer benieuwd om welke redenen Maha en Oem Saad in de psychiatrie zijn beland. Misschien vanwege hysterie? De term ‘hysterisch’ is ook een sterk staaltje van het framen van vrouwen.

    • Reply Anne 11/03/2019 at 22:06

      Zeg dat

    Laat een reactie achter